Advies grondwaardeverlies bij bebossing

advies op vraag
Vlaams minister van Omgeving Natuur en Landbouw
Koen Van den Heuvel

Op 13 mei adviseerden Minaraad en SALV over het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van grondwaardeverlies bij bebossing. De raden hadden deze problematiek al meegenomen in het advies van 26 januari 2017 over de subsidiëring van het geïntegreerd natuurbeheer en stelden toen dat “Voor het bebossen van eigen terreinen, die reeds in eigendom zijn van private beheerder en die aan dezelfde voorwaarden beantwoorden, in het ontwerpbesluit niets [is] voorzien (geen regeling voor kapitaalschade). Op grond van artikel 87 van het Bosdecreet is dit [i.e. een dergelijke steunregeling] wel mogelijk. De raden bevelen aan om een dergelijke regeling in het besluit op te nemen indien hiervoor middelen uit het bossencompensatiefonds worden gebruikt.

Naar aanleiding van het nu voorgelegde ontwerpbesluit vroegen de raden in het algemeen naar meer samenhang in het beleid dat ontwikkeld wordt om (compenserende) bebossing te realiseren. Verder vroegen ze naar een evaluatie van het tot dusverre gevoerde beleid, met name of de genomen beleidsmaatregelen gezorgd hebben voor een toename van de bosoppervlakte. Daarnaast brachten ze ook het in 2016 gepubliceerde rapport van het Rekenhof over deze kwestie in herinnering en meer bepaald de nood aan een goede boekhouding, opvolging en monitoring.

Wat het voorgelegde ontwerpbesluit aangaat, vroegen de raden om een toetsingsmechanisme in te voeren, gelijkaardig aan de toets van artikel 34 uit het besluit van 14 juli 2017 over de subsidiëring van het geïntegreerd natuurbeheer. Die doelmatigheidstoets moet er toe leiden dat de aanwending van de middelen daadwerkelijk zou bijdragen aan het realiseren van beleidsdoelen inzake bos en natuur.

Wat betreft de introductie van een forfaitair bedrag ter compensatie van het grondwaardeverlies door bebossing, was het voor de raden onduidelijk of het feitelijke grondwaardeverlies als even betekenisvol hoort te worden beschouwd in groene dan wel in agrarische bestemmingen. Bij de meer specifieke kwestie van vergoedbaarheid in “groene bestemmingen” ontwikkelden de raadspartners uiteenlopende visies.

Tot slot stelden de raden vast dat er met dit ontwerpbesluit niet wordt overgegaan tot herbestemming van de te bebossen oppervlakte, indien er met name op grond van dit ontwerpbesluit bebost zou worden in niet-groene bestemmingen. Na doorvoering van de hierboven vermelde doelmatigheidstoets kan een dergelijke herbestemming als een logische consequentie voortvloeien.

In het advies wezen de raden verder op nog een aantal onduidelijkheden in verband met bebossing en pacht, inzake de opname van te bebossen grond in een beheerplan en aangaande de formulering van artikel 7.

Samenwerking met
Minaraad

Contact